Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers

 

Artikel 138a Bedrag van het eigen pensioen per jaar als lid van gedeputeerde staten
1
Het pensioen bedraagt voor ieder jaar als lid van gedeputeerde staten 2 percent van de daarvoor geldende pensioengrondslag, volgens een of meer van de artikelen 139, 139a en 139aa. Voor de toepassing van die artikelen wordt verstaan onder wedde: de wedde, bedoeld in artikel 130, tweede lid, onder c, aangepast volgens de regels, bedoeld in artikel 157, derde lid. Ten aanzien van een lid van gedeputeerde staten dat voor zijn bezoldiging geacht wordt niet de volledige werkweek aan het ambt te besteden, is voor de toepassing van de artikelen 139a en 139aa de wedde het tot een jaarbedrag herleide bedrag waarvan de wedde, bedoeld in artikel 130, tweede lid, onder c, is afgeleid, aangepast volgens de in de tweede volzin bedoelde regels.
2
Als tijd als lid van gedeputeerde staten telt mee de tijd met recht op uitkering. Het pensioen over die tijd wordt berekend naar 2 percent per jaar over de eerste vier jaren van het recht op uitkering dan wel over de volledige tijd met recht op uitkering indien die tijd minder is dan vier jaren en vervolgens naar 1 percent per jaar. In het geval van een uitkering als bedoeld in artikel 133a, wordt het pensioen over de tijd met recht op uitkering berekend naar 2 percent per jaar voor zover en voor zolang het percentage van de algemene invaliditeit 55 percent of meer bedraagt. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt een uitkering als bedoeld in artikel 131 aangemerkt als een uitkering als bedoeld in artikel 133a, indien en zolang de belanghebbende tijdens de duur van de eerstbedoelde uitkering voor 55 percent of meer algemeen invalide is.
3
In afwijking van het tweede lid wordt het pensioen over de in dat lid bedoelde tijd berekend naar de helft van het ingevolge dat lid toepasselijke percentage, over het gedeelte van die tijd waarin de uitkering is verminderd wegens het genieten van inkomsten als bedoeld in artikel 134. Geen meetelling van diensttijd als bedoeld in het tweede lid vindt plaats:
a
voor zover gedurende de in dat lid bedoelde tijd de uitkering wegens het genieten van inkomsten als bedoeld in artikel 134 tot nihil is verminderd;
b
in zover de belanghebbende die recht heeft op uitkering, maar die minder uitkering geniet dan de krachtens artikel 160 berekende inhoudingen ter zake van ouderdom en overlijden, er geen zorg voor draagt dat het bedrag van deze inhoudingen, welk bedrag in dit geval als een op hem rustende schuld wordt beschouwd, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd is voldaan;
c
indien de belanghebbende daarom verzoekt.
Provinciale staten onderscheidenlijk de raad kunnen bepalen dat voor de toepassing van de eerste en de tweede volzin de vergoeding voor de werkzaamheden als lid van provinciale staten respectievelijk de raad niet wordt beschouwd als daar bedoelde inkomsten.
4
Een lid van gedeputeerde staten en een gewezen lid van gedeputeerde staten hebben bij ingang van het pensioen eenmalig de keuzemogelijkheid het pensioen met 12 percent te verhogen, voorzover het is berekend over tijd als lid van gedeputeerde staten die is gelegen na 30 juni 1999 en die overeenkomt met de tijd die krachtens artikel 145 voor de berekening van het nabestandenpensioen in aanmerking wordt genomen.
5
Met de verhoging van het pensioen, bedoeld in het vierde lid, vervalt de aanspraak op nabestaandenpensioen, voorzover opgebouwd na 30 juni 1999.
6
De keuze, bedoeld in het vierde lid, kan slechts worden gedaan met toestemming van de echtgenoot of de aangemelde partner. De regels, bedoeld in artikel 13a, zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
7
De verhoging van het pensioen gaat in met ingang van de dag waarop het recht op pensioen ontstaat en is onherroepelijk.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •